Iedereen wil zijn energiekosten verlagen. Een aanzienlijk verschil kan worden gemaakt door de verwarming met één of zelfs enkele graden te verlagen. Zet de temperatuur op 19 of zelfs 18 graden en haal die dikke truien uit de kast. Maar als je niet thuis bent, hoe stel je dan de thermostaat in? Het gebruik ervan op 14 graden is zowel veilig als kosteneffectief.
Als je niet thuis bent
Bij een langere afwezigheid kun je gerust de temperatuur op 14 graden zetten omdat de meeste woningen nu zo goed geïsoleerd zijn. Hoewel het niet veel verwarming nodig heeft, is de temperatuur hoog genoeg om te voorkomen dat het huis condenseert. Dit komt doordat wanneer het huis te koud wordt, de binnenlucht condenseert op koude muren en ramen. Verder zal het, zeker in goed geïsoleerde woningen, even duren voordat de temperatuur in huis daadwerkelijk 14 graden bereikt.
Als een ketel tegelijkertijd het huis moet verwarmen (van 14 naar 18 of 19 graden), is dat efficiënter dan wanneer hij dit stapsgewijs (met één graad) zou moeten doen. Het verschil kan soms oplopen tot 10%.
De temperatuur’s nachts
Je thermostaat kan beter niet op 18 of 19 graden worden ingesteld. Instellen op 16 graden verdient de voorkeur. Het is onwaarschijnlijk dat het huis in één nacht zoveel zal afkoelen. Als je bijvoorbeeld een rijtjeshuis hebt, kunnen uw buren deze ook verwarmen. Hierdoor koelen woonruimtes in de buurt niet zo snel af als in bijvoorbeeld een open of halfvrijstaand gebouw.
In ieder geval duurt het maar eventjes voordat het huis’s ochtends van 16 graden weer is opgewarmd. Het opwarmen van de woonruimtes in je huis duurt’s ochtends langer als het minder goed geïsoleerd is en’s nachts meer dreigt af te koelen. Je moet tenslotte naast de lucht ook alles in de kamer verwarmen, inclusief het meubilair. Je ervaart koude straling als deze ’s ochtends niet zijn opgewarmd.